Hoger ambitieniveau
In het boek behandelen de auteurs zowel publiekrechtelijke als privaatrechtelijke eisen die gesteld worden aan energieprestatie en energiezuinigheid van woningen en utiliteitsgebouwen voor nieuwbouw, verbouw en bestaande bouw. De landelijke publiekrechtelijke eisen komen grotendeels overeen met die in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) en vormen de ondergrens. Soms mag er van opdrachtgevers van bouwprojecten, zoals corporaties en beleggers, nog wel een schepje bovenop en vragen ze om een hoger ambitieniveau, zoals Passief Bouwen, Nul-op-de-meter (NOM) of energieneutraal (ENG). In dat geval gaat het om privaatrechtelijke eisen. Vaak maken die eisen deel uit van een heel pakket, waarbij het niet alleen gaat om energie, maar ook om andere aspecten zoals comfort of gebruikskwaliteit.
Een brede blik is bij elke afweging nodig om te voorkomen dat er onverwachte nadelen de voordelen teniet doen. Kruithof zag bijvoorbeeld dat er in sommige NOM-projecten zo veel PV-panelen geplaatst werden dat er in de zomer een stroomoverschot ontstond. “Dan krijg je een probleem met netcongestie.”
Naast nieuwbouw krijgt ook bestaande bouw aandacht in het boek. Logisch, vindt Haytink. “Sowieso qua aantallen en bovendien kunnen we daar echt serieuze stappen zetten. Nieuwbouw is al energiezuinig. Er kan een plusje bij of een plusje af, maar bij bestaande bouw is veel potentieel.” Hij doelt op maatregelen die ertoe leiden dat er minder verwarmd of juist gekoeld hoeft te worden. Ook valt er nog veel te bereiken in de bestaande bouw door woningen aardgasvrij te maken.
Bij verduurzaming van bestaande gebouwen is het wel zaak om te kijken naar het materiaalgebruik, zegt hij, want er is een zeker spanningsveld. Vergaand isoleren levert een gebouw op met een lagere energiebehoefte. Goed voor het milieu, maar daar staat tegenover dat het de productie van het materiaal dat daarvoor nodig juist weer belastend is voor het milieu. “Dat is de volgende opgave die we met elkaar hebben.” Een optie om de schadelijke effecten van materiaalproductie te verminderen is door gebruik te maken van biobased of gebruikte materialen.
Gemiddelden zeggen niet alles
Uitgebreide rekenvoorbeelden zijn er niet in het boek. In plaats daarvan hebben Kruithof en Haytink ervoor gekozen om uitvoerig te schetsen hoe NTA 8800, een methode om de energieprestatie te kunnen bepalen, in elkaar zit en welke indicatoren allemaal van invloed zijn op de uitkomsten van zo’n berekening. Denk bijvoorbeeld aan gebruiksfunctie, oriëntatie van het gebouw op de zon, thermische kwaliteit, zonwering, koeling, zonne-energie en verwarming. NTA 8800 is geschikt voor meerdere doeleinden. Zo kunnen er BENG-waardes voor nieuwbouw mee berekend worden, maar ook het energielabel voor nieuwbouw en bestaande bouw kan ermee worden bepaald.
De auteurs plaatsen daarbij wel een kanttekening in het boek. NTA 8800 is een prima methode, maar je moet wel weten hoe je de waarden interpreteert, waarschuwt Kruithof. “NTA 8800 is de som van het berekende energieverbruik. Als je denkt dat de uitkomst per definitie de waarheid is, sla je zeker de plank mis.” Dat heeft vooral te maken met het feit dat het model uitgaat van gemiddelden, die in de praktijk lang niet altijd opgaan. Als was het alleen al omdat in een huis met meer bewoners doorgaans meer energie verbruikt wordt. En de een zet de thermostaat nou eenmaal wat hoger dan de ander. “Bij de energierekening komt dat verschil wel heel goed naar voren, maar het energielabel blijft precies hetzelfde.” Een andere reden dat NTA 8800 maar beperkt inzicht geeft is dat er in het model maar een deel van het energieverbruik meegenomen, namelijk het gebouwgebonden energieverbruik, zoals verwarming en koeling. Wat er bij niet inzit is het energieverbruik van bijvoorbeeld wasmachine, koelkast en computers.
Om erachter te komen hoeveel energie er in werkelijk verbruikt wordt is er een andere methodiek: de Werkelijke Energie intensiteit indicator (WEii). Het is een gestandaardiseerde methodiek voor het bepalen van een energie-efficiëntie indicator op basis van het werkelijke energiegebruik van woningen, woongebouwen en utiliteitsgebouwen.
EnergieKompas
In het EnergieKompas, ontwikkeld door Dutch Green Building Council (DGBC) en installatietechniekplatform TVVL, komen berekend energieverbruik en daadwerkelijk verbruik samen. Kruithof: “Als je die twee gaat afzetten tegenover elkaar, zie je dat er niet altijd uitkomt wat je verwacht. Soms heeft een label A-gebouw een superhoog energiegebruik en soms heeft een gebouw met een label D juist een heel laag energiegebruik. De labelberekeningen zijn dan misschien wel op de juiste manier uitgevoerd, maar dan wijkt het gedrag of het klimaat af ten opzichte van wat je in de berekening hebt gestopt.” Dat verschil is vooral goed te zien bij bestaande bouw, constateert Haytink. “Dan zie je dat mensen voor of na een renovatie van hun huis anders verwarmen of ventileren.”
Het EnergieKompas maakt dus inzichtelijk wat de verschillen zijn tussen de gemeten en berekende energieprestatie. Met dat inzicht is het makkelijker om op zoek te gaan naar maatregelen om de energieprestatie van gebouwen te verhogen, zoals verbeteren van de luchtdichtheid, aanpakken van koudebruggen of plaatsen van PV-panelen.