Wijzigingen in het Bbl vanaf 1 juli 2025

Op 1 juli treden elk jaar verschillende wetswijzigingen in werking. Ook per 1 januari 2026 zal er het een en ander veranderen. In dit artikel zetten wij de wijzigingen voor u op een rij en geven inzicht welke wijzigingen nog in de pijplijn zitten.

Gelet op de demissionaire status van het kabinet is op dit moment evenwel onzeker op welke wijze en binnen welk tijdpad deze wijzigingen zullen worden doorgevoerd. Lees hieronder een actueel overzicht van de meest in het oog springende veranderingen.

Per 1 juli 2025

Stb. 2024, 368.

Hellingbanen (artikel 4.30 en 4.31)
Verduidelijkt is dat hoogteverschillen groter dan 0,02 m waarvoor een helling(baan) is vereist, moeten voldoen aan de afmetingen voor een hellingbaan (artikel 4.30) en/of een hellingbaanbordes (artikel 4.31). Bij hoogteverschillen tot 0,10 m kan worden volstaan met een steilere helling en tot 0,05 m nog steiler (artikel 4.30).

Een hellingbaanbordes is niet vereist bij een maximaal hoogteverschil van 0,03 m (artikel 4.31).

Bereikbaarheid en toegankelijkheid buitenberging bij woningen (artikel 4.172, 4.182, en 4.192)
Een verplichte buitenberging van de woning moet toegankelijk zijn met maximale hoogteverschillen van 0,02 m. Hoogteverschillen groter dan 0,02 m te overbruggen met een lift of hellingbaan. De eis aan deze hoogteverschillen geldt op de route tussen de toegang van de buitenberging en het aansluitende terrein of een gemeenschappelijke verkeersruimte (artikel 4.172 lid 3). En ter plaatse van de toegang van de buitenberging geldt een maximaal hoogteverschil van 0,02 m (artikel 4.182 lid 4).

De route tussen de openbare weg en de toegang van de buitenberging of gemeenschappelijke verkeersruimte naar de buitenberging voert over een verhard pad en maximale hoogteverschillen van 0,02 m. Het pad moet een breedte van minimaal 1,1 m hebben. Grotere hoogteverschillen dan 0,02 m te overbruggen met een helling conform artikel 4.30.

Begrip hoofdtoegang (artikel 4.181a, 4.188 en 4.239)
In het Bbl wordt het begrip hoofdtoegang toegevoegd. Een hoofdtoegang is een toegang van een gebouw of gebruiksfunctie, bedoeld voor een ieder om binnen te treden. Dat kunnen één of meer toegangen zijn die door de aanvrager of melder worden aangegeven.

In ieder geval één toegang van een woonfunctie, bijeenkomstfunctie (voor alcoholgebruik, voor het aanschouwen van sport, voor film, voor muziek of voor theater), een gezondheidszorgfunctie en een winkelfunctie of van een woongebouw is een hoofdtoegang. Aan die hoofdtoegang worden regels gesteld die gerelateerd zijn aan de toegankelijkheid, zodat rolstoelgebruikers gebruik kunnen maken van dezelfde toegangen als andere bewoners en bezoekers.

De hoofdtoegang (in plaats van een toegang) van een woongebouw moet daarnaast voldoen aan de eisen voor veel voorkomende criminaliteit (artikel 4.239). En deze hoofdtoegang moet een gemeenschappelijke verkeersruimte ontsluiten van ten minste 1,5 m x 1,5 m.

Toegankelijkheid hoofdtoegang (artikel 4.182 en 4.189)
Voor een woonfunctie, woongebouw, bijeenkomstfunctie (voor alcoholgebruik, voor het aanschouwen van sport, voor film, voor muziek of voor theater), een gezondheidszorgfunctie en een winkelfunctie gaat een drempeleis van 0,02 m gelden bij de hoofdtoegang (nieuwbouw). Deze drempeleis geldt ook voor de hoofdtoegang van andere gebruiksfuncties met een toegankelijkheidssector.

Bereikbaarheid hoofdtoegang (artikel 4.192)
De hoofdtoegang van een bouwwerk grenst aan de openbare weg of grenst aan een route naar de openbare weg die over een verhard pad of steiger voert. Bij een te overbruggen hoogteverschil > 0,02 m op deze route is een helling(baan) vereist. Deze route moet verder voldoen aan de volgende breedte-eis:

  • Gebouw met toegankelijkheidssector: route minimaal 1,1 m breed over een verhard pad of steiger
  • Woongebouw, bijeenkomstfunctie (voor alcoholgebruik, voor het aanschouwen van sport, voor film, voor muziek of voor theater), een gezondheidszorgfunctie en een winkelfunctie zonder toegankelijkheidssector : route minimaal 1,1 m breed over een verhard pad
  • Woning niet gelegen in een woongebouw: route minimaal 0,85 m breed over een verhard pad

Doorgangen op bovenstaande routes hebben een vrije breedte van ten minste 0,85 m en een vrije hoogte van ten minste 2 m.

Bereikbaarheid bestaande bouw (artikel 3.98)
Artikel 3.98 (bereikbaarheid van een gebouw) is gewijzigd. Hierin wordt geregeld dat het eventueel aanwezige bestaande verharde pad (voor personen met een functiebeperking) tussen de openbare weg en een gebouw in stand moet worden gehouden. Dit geldt alleen als dit pad is aangelegd om aan de eisen van de bereikbaarheid van het gebouw te voldoen zoals deze van toepassing waren bij de bouw van het gebouw. Er hoeft daarmee niet bij ieder bestaand gebouw een dergelijke route aanwezig te zijn.

Aansluitpunt droge blusleiding (artikel 4.221)
Nieuwbouwprojecten waarin een droge blusleiding is vereist moeten worden voorzien van meerdere brandslangaansluitingen op elke verdieping. Op de volgende posities is een brandslangaansluiting vereist:

  • In een rooksluis of het trappenhuis, en
  • In de aangrenzende ruimte direct naast het trappenhuis of de rooksluis.

Met de extra brandslangaansluitingen is de brandweer flexibeler bij brandbestrijding en wordt onnodige rookverspreiding door openstaande deuren beperkt.

CO2-meters onderwijsfuncties (artikel 3.143 en 4.243)
Alle verblijfsruimen in onderwijsfuncties moeten voorzien zijn van CO2-meters, zowel in bestaande bouw als in nieuwbouw. De CO2-meters mogen op netspanning of op een elektrische voeding (bijvoorbeeld een batterij) werken. Deze voorzieningen zijn niet alleen van toepassing op het basisonderwijs, maar ook op alle andere onderwijsfuncties, zoals het voortgezet onderwijs en speciaal onderwijs.

Artikel 3.144 vervalt. Hierin werd geregeld dat de verplichting voor CO2-meter niet van toepassing was bij ventilatievoorzieningen die voor 2015 waren aangelegd. Deze uitzondering vervalt omdat de verplichting van CO2-meters nu voor alle bestaande scholen voor het funderend onderwijs geldt.

Per 1 januari 2026

Stb. 2024, 368

Toegankelijkheid buitenruimte (artikel 4.182)
Voor een woonfunctie (nieuwbouw) geldt een drempeleis van 0,02 m op de route tussen het verblijfsgebied en de toegang tot de verplichte buitenruimte. Het hoogteverschil wordt gemeten vanaf de vloer met aankleding.

Wijzigingen Omgevingsregeling

Per 1 juli 2025

Met de internetconsultatie van 19 december 2024 zijn wijzigingen in de Omgevingsregeling aangekondigd. Beoogd is een inwerkingtreding per 1 juli 2025. Een aantal wijzigingen lichten we nader toe.

Brandslangaansluiting (artikel 5.41a)
Voor brandslangaansluiting geldt volgens NEN 1594 dat deze op een bepaalde horizontale afstand van elkaar moeten liggen. Met de nieuwe eisen voor extra brandslangaansluitingen voor droge blusleidingen kan dit in bepaalde gevallen leiden tot extra verticale droge blusleidingen. Om dit te voorkomen wordt onderdeel 4.2.2.2 van NEN 1594 niet van toepassing verklaard.

Koelcapaciteit NTA 8800 (artikel 5.50)
Bijlage AA van NTA 8800 geeft een methode voor het bepalen van de minimale koelcapaciteit. Een onbedoelde bepaling van de zonintensiteit heeft als gevolg dat de koelcapaciteit te laag wordt ingeschat. Een wijziging in NTA 8800 is op korte termijn niet mogelijk, waardoor de gecorrigeerde rekentool “koelbehoefte NTA 8800” in de tussentijd via de Omgevingsregeling wordt aangestuurd.

Aansturing nieuwe versie normen met inhoudelijke wijzigingen (bijlage 2)

  • NEN 1010:2020 + C1:2024
  • NEN 1078:2024
  • NEN 3215+C1:2014+A2:2022
  • NEN 5096:2022
  • NEN 6062:2024
  • NEN 6069:2022
  • NEN-EN 1993-1-4:2006+A1:2015+A2:2020+NB:2012
  • Rekentool Koelbehoefte NTA 8800:2025
Per 29 mei 2026

In het kader van de implementatie van de EPBD IV worden in de Omgevingsregeling nieuwe versies van NTA 8800, BRL 9500-U, BRL 9500-W en BRL 9501 aangestuurd. Dit is met de internetconsultatie van 4 juni 2025 aangekondigd. De meest in het oog springende wijzigingen in NTA 8800 betreffen een pragmatische invulling van de methodiek voor de beoordeling van elektriciteit- en warmteopslag, gebouwautomatiserings- en controlesystemen (GACS) en nieuwe indicatoren en aanbevelingen op het energielabel. De impact van deze aanpassingen op de uitkomst van de energieprestatie is naar verwachting gering. Daarnaast zijn andere kleine wijzigingen doorgevoerd. Deze regeling treedt in werking per 29 mei 2026.

Verder in de pijplijn voor 2025 / 2026 / …

Programma STOER fase 1
Minister Mona Keijzer heeft in haar Kamerbrief van 23 juni 2025 aangegeven een groot deel van de adviezen van de adviesgroep programma Schrappen Tegenstrijdige en Overbodige Eisen en Regelgeving (STOER) over te nemen. Hieronder lichten we een aantal punten toe:

  • Striktere (landelijke) toepassing van het Bbl; geen lokale eisen.
  • Schrappen van ministeriele toestemming voor maatwerkvoorschriften.
  • Verlagen van de minimale vrije hoogte van verblijfsgebieden en verblijfsruimten van 2,60 m naar 2,50 m.
  • Verlagen minimale hoogte van de vrije doorgang van 2,30 m naar 2,10 m.
  • Toestaan van steilere trappen in woningen.
  • Aanpassing van de 55%-eis.
  • Versoepeling van geluidseisen tussen verblijfsruimten binnen een woning.
  • De nieuwe regels voor daglichttoetreding op basis van de daglichtfactor conform NEN-EN 17037 zullen niet in werking treden.

Voor diverse onderdelen is de verwachting dat de wijzigingen in 2026 ter voorhang aan de Kamer worden voorgelegd.

Nieuwe subgebruiksfuncties woonfuncties: nultreden en zorggeschikt
 Om te voorzien in voldoende bruikbare en toegankelijke woningen voor specifieke doelgroepen worden in het Bbl twee nieuwe subgebruiksfuncties (woonfunctie nultreden en woonfunctie zorggeschikt) voorzien. Een woonfunctie nultreden is primair bedoeld voor bewoners met een rollator. Een woonfunctie zorggeschikt is bedoeld voor bewoners met een functiebeperking (zorgbehoevend) die gebruik maken van een rolstoel. Aan deze subggebruiksfuncties worden specifieke bouwtechnische regels verbonden, zoals grotere minimale afmetingen van doorgangen, verblijfsgebieden, bedgebieden, toilet- en badruimten en strengere toegankelijkheidseisen. De internetconsultatie hierover is op 31 maart 2025 gesloten. Eerder is met de afspraken op de Woontop 2024 de verwachting uitgesproken dat deze regels per 1 januari 2026 in werking zullen treden.

Maatwerk (kleine afwijkingen) mogelijk onder Wet kwaliteitsborging voor het bouwen
 De ministerraad heeft op voorstel van minister Mona Keijzer van VRO ingestemd met een wijzigingsvoorstel van het Bbl. Het voorstel past de regels voor kwaliteitsborging voor het bouwen aan. Daarin wordt geregeld dat gemeenten de bevoegdheid krijgen om bij nieuwe gebouwen, die op kleine punten afwijken van de technische bouwregels, het gebruik toch toe te staan. Dit kan alleen als de kosten van eventueel herstel van die kleine afwijkingen redelijkerwijs niet in verhouding staan tot de baten daarvan. Het voorstel is op 17 april 2025 naar de Eerste en Tweede Kamer gestuurd. Met de afspraken uit de Woontop 2024 is de verwachting uitgesproken dat deze regels per 1 januari 2026 in werking zullen treden.

Aanscherping milieuprestatie-eisen
Voor woningen wordt de milieuprestatie-eis beleidsneutraal aangepast naar aanleiding van de herziene bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken. Voor kleinere woningen geldt een soepelere eis.
De milieuprestatie-eis voor kantoren wordt met 15% aangescherpt, voor niet-compacte kantoren geldt een soepelere eis.  Daarnaast wordt een milieuprestatie-eis geïntroduceerd voor andere gebruiksfuncties – met name gericht op winkels, gezondheids-, onderwijs- en industriegebouwen – in eerste instantie bedoeld voor het opdoen van praktijkervaring. De inwerkingtreding van deze wijzigingen is op z’n vroegst per 1 april 2026 haalbaar.

Het aanscherpen van de milieuprestatie-eis voor woningen is voorlopig van de baan. Binnen het programma STOER wordt op een later moment bezien of, en zo ja in welke vorm, deze aanscherping alsnog plaatsvindt.

Energielabelplicht voor monumenten
Bij verhuur of verkoop van een monument is een energielabel (op basis van de huidige energielabelsystematiek) verplicht. Dat is het gevolg van de EPBD IV; de uitzonderingspositie voor de energielabelplicht voor monumenten is komen te vervallen. Deze energielabelplicht treedt vanaf mei 2026 in werking.

Nestvoorzieningen voor bouwwerkafhankelijke beschermde diersoorten
Enige tijd bestond onduidelijkheid over de vraag óf, en zo ja in welke mate, het Bbl verplichtingen zou bevatten voor het aanbrengen van nestvoorzieningen bij nieuwbouw en ingrijpende renovatie. In het hoofdlijnenakkoord van het kabinet-Schoof stond dat er geen nieuwe duurzaamheideisen komen voor de woningbouw. Demissionair minister Keijzer heeft bij brief aan de Tweede Kamer van 18 februari 2025 medegedeeld dat er alleen wordt gekeken naar het opnemen van regels voor nestvoorzieningen voor andere gebruiksfuncties dan woonfuncties. De voorgenomen planning voorziet in de start van de internetconsultatie eind 2025 en een beoogde inwerkingtredingsdatum van de betreffende regels per 1 juli 2026.

Verduurzamen huurwoningen met een EFG-label
Er komt een minimum energieprestatie-eis voor huurwoningen vanwege implementatie van de EPBD IV. Eigenaren van huurwoningen met energielabel E, F of G moeten deze huurwoningen verduurzamen naar minimaal energielabel D. Van deze verplichting zijn enkele specifieke huurwoningen uitgezonderd, waaronder monumenten, woningen die voor korte duur worden gebruikt en kleine vrijstaande woningen. Deze regeling wordt naar verwachting per 1 juli 2026 in het Bbl opgenomen met een beoogde inwerkingtreding per 1 januari 2029.

Aanscherping brandveiligheid hoogbouw
Bij de nieuwbouw en verbouw van hoge gebouwen wordt de brandklasse van de gevels aangescherpt van brandklasse B naar brandklasse A2 (artikel 4.44a). Het gaat hierbij om constructieonderdelen die grenzen aan de buitenlucht en hoger liggen dan 50 m boven het meetniveau van gebouwen waarin wordt geslapen (gebouwen met een woonfunctie, woonfunctie voor zorg, bijeenkomstfunctie voor kinderopvang met bedgebied, celfunctie, gezondheidszorgfunctie met bedgebied of logiesfunctie) en constructieonderdelen hoger dan 30 m van gebouwen waarin wordt geslapen door verminderd zelfredzame personen (woonfunctie voor zorg, bijeenkomstfunctie voor kinderopvang met bedgebied, celfunctie of een gezondheidszorgfunctie met bedgebied).

In plaats van brandklasse A2 mag ook worden voldaan aan bij ministeriële regeling gestelde regels. In de Omgevingsregeling zal daartoe een alternatieve methode voor de brandklasse A2 eis worden vastgelegd. Het gaat daarbij om het toepassen van grote of middelgrote brandproeven op gevels.

Voor dezelfde categorieën hoge gebouwen worden ook de eisen aan de brandwerendheid aangescherpt (artikel 4.53a). Deze wijziging komt neer op een extra brandwerendheidseis van 120 minuten tussen brandcompartimenten/ ruimten die in hoogte meer dan 20 meter van elkaar liggen. De eerdere eisen in het Bbl regelen al dat direct boven elkaar gelegen brandcompartimenten/ ruimten een brandwerendheid moeten hebben van 60 minuten. De eis van 120 minuten geeft een extra veiligheid dat in een hoog gebouw geen snelle branduitbreiding plaatsvindt over een grote hoogte van het gebouw.

Naar verwachting treden deze eisen per 1 juli 2026 in werking. Deze datum is nog afhankelijk van de vaststelling van de testmethode voor het bepalen van het brandgedrag van de gevel.

Maximaal tien jaar permanent bewonen van vakantie- en recreatiewoningen
Onder bepaalde voorwaarden wordt het mogelijk om bestaande logiesfuncties (vakantie- of recreatiewoning; geen logiesgebouwen) gedurende een periode van maximaal tien jaar ‘permanent’ te bewonen. Deze mogelijkheid geldt alleen voor personen die uiterlijk op 16 mei 2024 op het betreffende adres woonachtig zijn. Doel hiervan is om tijdens de periode van woningnood duidelijkheid en rust te bieden aan de betreffende huidige bewoners. Als onderdeel daarvan worden in het Bbl regels opgenomen, waaronder lichtere eisen voor afmetingen van verblijfsgebieden en verblijfsruimten en geluidwering van de gevel. Op dit moment vindt hierover een internetconsultatie plaats, die loopt tot en met 22 juli 2025.

Verbod op loden leidingen in bestaande kindlocaties en huurwoningen
Bij huurwoningen en kindlocaties (kinderopvang, gastouderopvang en basisscholen) komt een verbod op loden leidingen (concentratie van lood niet meer 5 microgram per liter). Voor deze eis zal een overgangstermijn gelden, zodat eigenaren de tijd krijgen om de loden leidingen te vervangen.

Verzamelbesluit Besluit bouwwerken leefomgeving 2025

Met de internetconsultatie van 19 december 2024 zijn wijzigingen in het Bbl aangekondigd. Het moment van inwerkingtreding van de wijzigingen wordt bij koninklijk besluit nader bepaald.

Kwaliteitsverklaring bouw- en sloopwerkzaamheden (artikel 2.14 en artikel 2.15)
Als bij bouw- en sloopwerkzaamheden voldaan moet worden aan eisen uit het Bbl, wordt daar ook aan voldaan als de uitvoering daarvan in oversteenstemming is met een daarop toegesneden kwaliteitsverklaring bouw.

Vergunningvrij plaatsen buitenunit (artikel 2.29)
Onder voorwaarden is het bij grondgebonden woningen mogelijk een buitenunit (voor verwarming en warm tapwater en waarschijnlijk koeling) vergunningsvrij te plaatsen. De voorwaarden hebben betrekking op de positie en afmetingen van deze buitenunit.

Vluchtrouteaanduiding (artikel 4.215)
Het voldoen aan de zichtbaarheidseisen volgens artikel 5.4.5 van NEN-EN 1838 voor vluchtrouteaanduiding is komen te vervallen (artikel 4.215 lid 1). De tijdsduur uit deze norm is al in het Bbl opgenomen en in de aangestuurde norm NEN 3011 voor vluchtrouteaanduiding zijn zichtbaarheidseisen opgenomen.

Vluchtrouteaanduiding voor wegtunnels volgens NEN 6088 en NEN-EN 1838 komt te vervallen. Ook voor wegtunnels gelden de algemene regels voor vluchtrouteaanduiding volgens NEN 3011.

Verbouw (artikel 5.4)
Verduidelijkt is dat de specifieke verbouwregels uit afdeling 5.3 bedoeld zijn als invulling van de algemene verbouwregels uit artikel 5.4 eerste lid. In basis geldt dat de verbouwregels alleen van toepassing zijn op de vernieuwing, verandering of vergroting, uitzondering daarop is de regel voor ingrijpende renovatie waarbij verandering aan het systeem voor ruimteverwarming of ruimtekoeling wordt gedaan (artikel 5.20 zesde lid).

Verplaatsing bouwwerk (artikel 5.6)
Het verplaatsen van een bouwwerk wordt beschouwd als een specifieke vorm van bouwen. In het aangepaste artikel is duidelijk gemaakt dat het kwaliteitsniveau na verplaatsen niet lager is dan het toegestane kwaliteitsniveau voorafgaand aan die verplaatsing en het kwaliteitsniveau voor bestaande bouw (uitzonderingen daargelaten).

Voor het in ongewijzigde vorm verplaatsen van een bestaand bouwwerk is nieuw dat het vernieuwen van constructieonderdelen van ondergeschikte aard hiervan zijn uitgezonderd.

Beperking uitbreiding van brand – verbouw (artikel 5.13)
De minimaal vereiste WBDBO van 30 minuten (of het rechtens verkregen niveau als dat hoger is) bij verbouw geldt voor nieuw aan te brengen constructieonderdelen alleen als de brandwerendheid hiervan volgens NEN 6069 kan worden bepaald.

Verdere beperking uitbreiding van brand en verspreiding rook – verbouw (artikel 5.13a)
De minimaal vereiste WRD van R200 geldt voor nieuw aan te brengen constructieonderdelen alleen als de rookdoorlatendheid volgens NEN 6075 kan worden bepaald.

Vluchten bij brand – verbouw (artikel 5.20a)
Niet duidelijk was bij welke mate van verbouw een bij brand zelfsluitende woningstoegangsdeur was vereist. De eis geldt alleen bij het nieuw aanbrengen van een deur met kozijn.

Nieuwe afdeling: verplaatsen van een bouwwerk (afdeling 5.5)
Er wordt een nieuwe afdeling toegevoegd voor het verplaatsen van een bouwwerk. Ook de regels uit de nieuwe afdeling 5.5 gelden bij verplaatsing, daarin staan eisen over de WBDBO (nieuwbouwregels voor het beperken van branduitbreiding naar bouwwerken op een ander perceel) en geluidwering (gelijk aan de regels voor functiewijziging).

PUR-schuim (artikel 7.7a, 7.7b, 7.8a, 7.18 en 7.22a)
Door VPRC en Nieman is onderzocht welke regels in het Bbl kunnen worden opgenomen om het risico op gezondheidsklachten door het maken en aanbrengen van PUR-schuim verder te verkleinen. Het aanbrengen of maken van PUR-schuim moet gemeld worden bij het bevoegd gezag, tenzij een kwaliteitsverklaring aanwezig is. Bij die melding moeten verschillende gegevens en bescheiden worden overlegd zodat gemeenten hun toezicht en eventuele handhaving daarop kunnen afstemmen. Verder moeten er tijdens het maken en aanbrengen van PUR-schuim diverse gegevens en bescheiden aanwezig zijn en gelden er veiligheidsmaatregelen bij het aanbrengen van PUR-schuim.

De eisen gelden alleen voor PUR-schuim dat op locatie wordt gemaakt en heeft dus geen betrekking op het aanbrengen van kant-en-klare PUR-schuim uit spuitbussen.

Begrip gebruiksgebied (bijlage 1)
Een gebruiksgebied wordt anders uitgelegd omdat onbedoeld werd geregeld dat een gebruiksgebied altijd binnen een brandcompartiment moet liggen. Aangepast is dat een gebruiksgebied niet mag worden doorsneden door een brandwerende scheidingsconstructie (of ander niet-flexibele voorziening, zoals een toilet- of badruimte of technische ruimte).

Stalbrand brandcompartiment
Naar aanleiding van diverse stalbranden wordt verkend of de grenswaarde voor de omvang van een brandcompartiment in het dierenverblijf bij nieuwe stallen verlaagd kan worden. De verwachting is dat in het najaar 2025 hier meer over bekend wordt.

Zonnesysteem nieuwe utiliteitsgebouwen
Er wordt momenteel gewerkt aan de verplichting om voor nieuwe utiliteitsgebouwen een geschikt zonnesysteem te realiseren. Deze verplichting komt voort uit de EPBD. De verwachting is dat dit vanaf 2027 in werking zal treden.

Verduurzamen utiliteitsgebouwen
In het kader van de implementatie van de EPBD IV worden er in het Bbl energieprestatienormen opgenomen voor bestaande utiliteitsgebouwen. Deze zullen gelden voor onder meer winkels, kantoren, scholen en zorginstellingen. De exacte normstelling en uitwerking van de regeling moeten nog nader worden bepaald. De beoogde datum van inwerkingtreding van deze regeling is vanaf 2030.

Reeds in werking getreden wijzigingen

Per 22 mei 2025

Per 21 mei 2025 is in het Bbl een wijziging in werking getreden met betrekking tot de energiezuinigheid bij ingrijpende renovaties.

  • Artikel 5.20 lid 6 wordt aangepast. De reikwijdte van deze bepaling wordt uitgebreid: bij een ingrijpende renovatie of als het verwarmingssysteem geheel wordt vernieuwd geldt voortaan een eis voor een minimumwaarde hernieuwbare energie. Dit betekent dat de eis niet langer beperkt is tot situaties waarin alleen aanpassingen worden gedaan aan het technische bouwsysteem (verwarming/koeling).
  • Artikel 5.20 lid 8 vervalt. Deze bepaling voorzag in de mogelijkheid om gebruik te maken van de Leidraad eis hernieuwbare energie bij ingrijpende renovatie. Aangezien het gebruik van deze leidraad niet verplicht was, is een verwijzing in het Bbl niet langer nodig. De leidraad kan nog steeds als hulpmiddel worden ingezet. Mogelijk dat specifieke onderdelen uit deze leidraad op een later moment een plek krijgen in de ministeriële regeling.

Auteur: Nieman Raadgevende Ingenieurs
Beeld: Shutterstock