Bepaalt de aanvrager zelf welke toegang een hoofdtoegang is?

Per 1 juli 2025 is in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) de begripsbepaling van hoofdtoegang geïntroduceerd. Helemaal nieuw is deze term niet, maar hij krijgt een belangrijkere rol: regels voor toegankelijkheid en criminaliteit zijn ermee verbonden. Dit artikel beantwoordt de vraag: bepaalt de aanvrager welke toegang een hoofdtoegang is? Daarbij wordt ingegaan op de ontwikkeling van het begrip hoofdtoegang, wanneer er sprake is van een hoofdtoegang en de consequenties van het aanmerken van een hoofdtoegang.

De term hoofdtoegang is al terug te vinden in de Modelbouwverordening 1965, waar deze werd gebruikt in de definitie van het begrip straatpeil. Later is deze definitie overgenomen in het Bouwbesluit 2012. Ook daarna werd de term hoofdtoegang vaker gehanteerd, bijvoorbeeld in de nota van toelichting. Dit betrof echter eerder een inconsistentie in woordkeuze tussen de artikeltekst en de toelichting dan een bewuste bedoeling van de wetgever. In het Bbl bepaalt artikel 4.188 lid 2 dat in ieder geval één toegang de hoofdtoegang van het gebouw is, als dit een toegang van de toegankelijkheidssector is die rechtstreeks bereikbaar is vanaf het aansluitend terrein. Daarnaast gelden eisen aan de route tussen de openbare weg en de hoofdtoegang (artikel 4.192 Bbl).

De term hoofdtoegang was tot nu toe niet gedefinieerd of toegelicht. Er kon aansluiting worden gezocht bij de Van Dale. Hoewel hoofdtoegang daarin niet expliciet voorkomt, wordt hoofdingang omschreven als ‘(…) voornaamste, belangrijkste is in zijn soort of groep.’ Dit vormt een aannemelijke interpretatie voor de bouwtechnische regels. Er was waarschijnlijk geen behoefte of noodzaak om de term verder te verduidelijken.

Toegang of hoofdtoegang?

De definitie van hoofdtoegang per 1 juli 2025 in bijlage I, onder A, van het Bbl (Stb. 2024, 368, p. 13.) luidt als volgt:

Bijlage I, onder A, van het Bbl
hoofdtoegang: toegang van een gebouw of een gebruiksfunctie die is bedoeld om door een ieder te worden gebruikt om het gebouw of de gebruiksfunctie binnen te gaan

Voor nieuwbouw geldt op grond van het nieuwe artikel 4.181a dat ten minste één toegang van een gebruiksfunctie én van het woongebouw een hoofdtoegang is. Artikel 4.181a is alleen van toepassing op een andere woonfunctie, bijeenkomstfunctie voor alcoholgebruik en voor het aanschouwen van sport, voor film, voor muziek of voor theater, gezondheidszorgfunctie en winkelfunctie. Daarnaast blijft artikel 4.188 lid 2 onverkort van kracht: ten minste een toegang van een toegankelijkheidssector is de hoofdtoegang van het gebouw. Betekent dit dat de aanvrager zelf bepaalt welke toegang een hoofdtoegang is? De wetgever beoogt met dit nieuwe begrip dat rolstoelgebruikers niet (alleen) gebruik hoeven te maken van een alternatieve ingang die voor regulier gebruik niet gangbaar is. Een toegang via een achterdeur of een tuiningang of dienstingang is geen hoofdtoegang (Stb. 2024, 368, p. 38.).

Een toegang die voor iedereen is bedoeld, is volgens de begripsbepaling een hoofdtoegang. Enerzijds kan dit worden opgevat als een beperking van de vrijheid van de aanvrager om zelf een hoofdtoegang aan te wijzen. Mede gezien de bedoeling van de wetgever komt de hoofdtoegang in de praktijk neer op de belangrijkste toegang(en). Bij grondgebonden woningen is dit de facto de voordeur - de toegang met een bel en brievenbus. Dit sluit ook aan bij het spraakgebruik; het is minder gebruikelijk te spreken over de tuiningang als zijnde een hoofdtoegang. Toch zijn er ook situaties met meerdere hoofdtoegangen mogelijk. Dat volgt zowel uit de begripsbepaling als uit artikel 4.181a. De wetgever licht daarover toe dat het ‘(…) aan de aanvrager of melder [is] om aan te geven welke toegang of toegangen een hoofdtoegang is respectievelijk zijn.’ (Stb. 2024, 368, p. 39.) Een extra hoofdtoegang kan aan de orde zijn wanneer in het dagelijks gebruik meerdere toegangen regulier (zullen) worden gebruikt. De veronderstelling dat slechts één hoofdtoegang kan bestaan – gebaseerd op spraakgebruik of de uitleg in de Van Dale – vindt dus geen steun in het Bbl.

Anderzijds heeft de aanvrager enige vrijheid om de hoofdtoegang(en) te bepalen, omdat zij bepaalt welke toegangen voor iedereen zijn bedoeld. Maar deze keuze moet consistent worden doorvertaald naar de toepasselijke prestatie-eisen die aan hoofdtoegangen zijn verbonden. Onder het kopje eisen aan hoofdtoegang worden de gevolgen hiervan behandeld.

Voorbeeld winkelfunctie

Een nieuw te bouwen winkel heeft twee algemene toegangen voor het publiek aan verschillende straatzijden. Daarnaast is er een personeelsingang en een toegang voor bevoorrading.

figuur - Winkelfunctie - toegangen

Welke toegang(en) moet de aanvrager aanmerken als hoofdtoegang?

Artikel 4.181a lid 1 Bbl bepaalt dat ten minste een toegang een hoofdtoegang moet zijn. Uit de definitie volgt dat een hoofdtoegang een toegang is bedoeld voor iedereen om de gebruiksfunctie of het gebouw binnen te gaan. De personeelsingang en de toegang voor bevoorrading voldoen hier niet aan, omdat deze uitsluitend bedoeld zijn voor een specifieke doelgroep.

De algemene toegangen voor het publiek zijn daarentegen wel voor iedereen bedoeld en zijn dus op grond van de definitie een hoofdtoegang. Het speelt niet zo zeer een rol dat er meerdere toegangen zijn; doorslaggevend is het beoogde gebruik van de toegang. Artikel 4.181a lid 1 en artikel 4.188 lid 2 verplichten niet tot het aanwijzen van slechts één hoofdtoegang. Het gaat zoals gezegd om het gebruik van de toegang zoals in de definitie van hoofdtoegang is vastgelegd. Oftewel de toegang waarop geen beperking voor een bepaalde groep rust. Een ieder wordt in beginsel in de gelegenheid gesteld van de toegang gebruik te maken.

figuur - Winkelfunctie - definities Bbl

Eisen aan hoofdtoegang

De aanvrager bepaalt tot op zekere hoogte welke toegang als hoofdtoegang wordt aangemerkt, maar dit heeft belangrijke gevolgen. Voor nieuwbouw is het begrip gerelateerd aan regels voor toegankelijkheid en het tegengaan van criminaliteit. De volgende prestatie-eisen zijn van toepassing (artikel 4.181, 4.182, 4.189, 4.192 en 4.239 Bbl):

  • Een hoofdtoegang heeft een maximaal hoogteverschil van 0,02 m (grotere hoogteverschillen moeten worden overbrugd met een hellingbaan of lift).
  • Een hoofdtoegang van een woongebouw heeft achter de toegangsdeur een vlak (vrije doorgang) van ten minste 1,5 m x 1,5 m.
  • Een hoofdtoegang van een bouwwerk grenst aan de openbare weg of grenst aan een route naar de openbare weg die over een verhard pad of steiger voert. Bij een te overbruggen hoogteverschil > 0,02 m op deze route is een helling(baan) vereist. Deze route moet verder voldoen aan de volgende breedte-eis:
    • Gebouw met toegankelijkheidssector: route minimaal 1,1 m breed over een verhard pad of steiger.
    • Woongebouw, bijeenkomstfunctie (voor alcoholgebruik, voor het aanschouwen van sport, voor film, voor muziek of voor theater), een gezondheidszorgfunctie en een winkelfunctie zonder toegankelijkheidssector : route minimaal 1,1 m breed over een verhard pad .
    • Woning niet gelegen in een woongebouw: route minimaal 0,85 m breed over een verhard pad.

Doorgangen op bovenstaande routes hebben een vrije breedte van ten minste 0,85 m en een vrije hoogte van ten minste 2 m.

  • Een hoofdtoegang van een woongebouw heeft een deuropener, bel en spreekinstallatie.

Deze eisen gelden voor alle aangewezen hoofdtoegangen. Als meerdere hoofdtoegangen worden aangewezen, zijn de eisen dus op alle van toepassing. In het voorbeeld van de winkel betekent dit dat beide hoofdtoegangen moeten voldoen aan de daarvoor geldende eisen, zowel ter plaatse van de toegang als voor de route vanaf de openbare weg naar de toegang.

Tot slot

Vanaf 1 juli 2025 wordt de begripsbepaling hoofdtoegang geïntroduceerd en gelden er voor hoofdtoegangen specifieke eisen op het gebied van toegankelijkheid en criminaliteit. De aanvrager bepaalt met het (beoogde) gebruik tot op zekere hoogte welke toegang(en) als hoofdtoegang(en) van een bouwwerk worden aangemerkt. De begripsbepaling van hoofdtoegang (bijlage I, onder A, Bbl) is leidend. Omdat niet altijd duidelijk hoeft te zijn welke toegang een hoofdtoegang is, is het aan te bevelen dit expliciet te vermelden bij de aanvraag van de omgevingsvergunning.

Auteur: Wesley van de Hoeven
Beeld: Shutterstock